TvI - jaargang 16, nummer 2, april 2021
prof. dr. S.E. Geerlings
De SWAB-richtlijn over antibioticabeleid bij urineweginfecties (UWI’s) werd gereviseerd na overleg met andere wetenschappelijke verenigingen die op hetzelfde moment ook een richtlijn over UWI’s schreven. Zo werden de onderwerpen verdeeld en werd de inhoud van de richtlijnen optimaal op elkaar aangesloten. Om die reden werden enkele hoofdstukken verwijderd en werden definities aangepast. De behandeling van UWI’s met systemische symptomen (keuze voor middel en duur van de behandeling) wordt beschreven in hoofdstuk 1 en 2. Nieuwe antimicrobiële middelen worden momenteel niet aanbevolen als empirische behandeling. Hoofdstukken 3–8 beschrijven de behandeling van UWI’s in de specifieke patiëntpopulaties die een verhoogde kans hebben op een UWI met complicaties; dit zijn mannen, zwangere vrouwen en patiënten met diabetes mellitus, een urinekatheter, na een niertransplantatie of met een autosomaal dominante polycysteuze nierziekte. In de toekomst zal vanuit het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten in samenwerking met de Patiëntenfederatie een start gemaakt worden in het modulair onderhoud van de richtlijnen.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(2):55-8)
Lees verderTvI - jaargang 15, nummer 4, augustus 2020
drs. L. Smid , dr. A.H.E. Roukens
Bartonella henselae is een zoönose die wordt overgedragen via een geïnfecteerde kat door een met vlooienfeces gecontamineerde beet of krab. Na enkele dagen verschijnen lokaal papels, vervolgens vesikels en later crustae. Na 2 weken ontstaat een regionale lymfadenitis die soms kan abcederen. Bij immuuncompetente personen verloopt de infectie over het algemeen als een onschuldige ziekte die gepaard kan gaan met koorts en algehele malaise, maar vanzelf weer overgaat. Bij immuungecompromitteerde patiënten verloopt de infectie meer vasculoproliferatief, met een heterogeen ziektebeeld waarbij angiomen kunnen leiden tot lokale complicaties en sterfte kunnen veroorzaken. Directe diagnostiek met PCR op pus of weefsel is het sensitiefst om de infectie aan te tonen. De behandeling bestaat uit azitromycine 500 mg eenmalig per os, gevolgd door azitromycine 1 dd 250 mg gedurende 4 dagen. Indien sprake is van abcedering is aspiratie of drainage van pus aangewezen ter verlichting en verkorting van de klachten.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(4):153-4)
TvI - jaargang 15, nummer 3, juni 2020
drs. T.W. van der Vaart , dr. J.T.M. van der Meer
De nieuwe SWAB-richtlijn Infectieuze endocarditis bevat een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de oude richtlijn uit 2003. Vooral de behandeling van Staphylococcus aureus-endocarditis, enterokokken-endocarditis en empirische antibioticabehandeling wijken af van de vorige richtlijn. Dit artikel bespreekt deze wijzigingen.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(3):116-8)
TvI - jaargang 15, nummer 2, april 2020
dr. M. Gompelman , dr. M.R. Haverkate , dr. C.P. Bleeker-Rovers
In december 2018 verscheen een herziening van de LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties en -dragerschap uit 2009. De wijzigingen betreffen met name een betere afbakening van de doelgroep waarop de richtlijn is gericht, definiëring van een aantal belangrijke begrippen en toelichting op het genetisch onderscheid van de verschillende MRSA-varianten. Daarnaast zijn indicaties voor bron- en contactonderzoek toegevoegd, inclusief gewijzigde bijlagen ter verduidelijking hiervan. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste wijzigingen en de wetenschappelijk achtergrond.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(2):73-6)
TvI - jaargang 15, nummer 1, februari 2020
drs. I. Schreuder , dr. A.J.J. Lammers , namens de Werkgroep Infectiepreventie bij (functionele) asplenie
De milt heeft een belangrijke functie bij de afweer tegen infecties. Van asplenie is sprake bij (1) patiënten met een (partieel) verwijderde milt na operatie of na embolisatie (naar schatting 1.000 gevallen per jaar in Nederland), (2) patiënten met een congenitale asplenie en (3) een heterogene groep patiënten met comorbiditeit als oorzaak voor (functionele) asplenie. Aspleniepatiënten lopen een verhoogd risico op invasieve infecties met gekapselde bacteriën. Dit zijn in het bijzonder pneumokokken, en bijvoorbeeld ook Haemophilus influenzae type b en meningokokken. Tot wel 90% van de postsplenectomie-infecties wordt veroorzaakt door pneumokokken. Bij personen met een (functionele) asplenie wordt een aantal preventiemaatregelen aanbevolen, waaronder vaccinaties, antibioticagebruik en patiëntenvoorlichting. Het Nederlandse beleid was niet eenduidig en behoefde herziening. Daarom is de richtlijn voor personen met (functionele) asplenie in 2019 herzien, waarbij een aantal aanbevelingen is gewijzigd, waaronder met betrekking tot vaccinatie en antibioticagebruik. Het doel hiervan was meer uniformiteit in het preventiebeleid bij aspleniepatiënten.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(1):26-30)
TvI - jaargang 14, nummer 6, december 2019
M.L. van Schaik , drs. D. ten Kate , dr. G.H.J. Wagenvoort , drs. B. Tomlow
TvI - jaargang 14, nummer 5, oktober 2019
M.W. Borgdorff , dr. C. Erkens , dr. C. Mulder
Dit artikel geeft een overzicht van de richtlijnen uit 2018 voor de kortere behandeling van latente Mycobacterium tuberculosis-infectie (LTBI), opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Een kortere behandeling van LTBI zal, bij een gelijke kans op bijwerkingen, het risico op incomplete behandeling verminderen. In de Nederlandse praktijk is in de afgelopen 10 jaar de lange behandeling (ten minste 6 maanden isoniazide) al grotendeels vervangen door 3 maanden isoniazide met rifampicine. Onlangs is gerapporteerd dat effectieve behandeling mogelijk is met slechts 1 maand rifapentine en isoniazide. Onderzoek naar nieuwe tests vindt plaats om te voorspellen welke personen met LTBI een hoge kans hebben op tuberculose, wat gerichtere LTBI-behandeling mogelijk kan maken.