OVERZICHTSARTIKELEN

Polymicrobiële infecties: invloeden van de ecologische gemeenschap op het verloop van infecties

TvI - jaargang 15, nummer 6, december 2020

ir. L.E. Zandbergen , M.G.J. de Vos

SAMENVATTING

Polymicrobiële infecties worden veroorzaakt door een microbiële gemeenschap. De microben in de gemeenschap kunnen invloed hebben op een infectie door interactie met de gastheer, de pathogenen of met beide. Microben kunnen ecologische interacties met elkaar aangaan, waardoor ze elkaars groei, virulentie of gevoeligheid voor antibiotica veranderen. Daarnaast kunnen interacties tussen een microbe en de gastheer zorgen voor een betere overleving van een andere microbe, zoals een pathogeen, door bijvoorbeeld het verminderen van immuunreacties of het schaden van gastheercellen. Hierdoor worden infecties complexer, wat mogelijk gevolgen heeft voor antibioticabehandelingen. Het is daarom relevant om polymicrobiële infecties vanuit een ecologisch perspectief te benaderen.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(6):221-6)

Lees verder

Cutane leishmaniasis

TvI - jaargang 15, nummer 5, oktober 2020

prof. dr. E.E. Zijlstra

SAMENVATTING

Cutane leishmaniasis (CL) wordt veroorzaakt door de Leishmania-parasiet. Deze parasiet wordt overgebracht door een zandvlieg en er kan zowel een humaan als een dierlijk reservoir zijn. De belangrijkste endemische gebieden zijn Afghanistan, Algerije, Brazilië, Colombia, Iran en Syrië. Met name onder migranten komt CL veelvuldig voor, maar ook toeristen en militairen kunnen elders worden geïnfecteerd en zich in Nederland presenteren, meestal met een niet-genezend, kratervormig ulcus. Ook zijn er andere klinische presentaties, die worden bepaald door de interactie van de parasiet en de immuunrespons. Immuunsuppressie is een risicofactor voor een ernstig beloop. Diagnostiek omvat het aantonen van de parasiet in aspiraten (met microscopie of PCR) of een biopsie. Betrouwbare serologische testen zijn niet beschikbaar. Spontane genezing komt voor, maar kan lang duren (maanden, jaren). Patiënten met ernstige laesies of met een kans op complicaties worden altijd behandeld. De keuze voor de behandeling verschilt per endemisch gebied en per klinische presentatie, en kan zowel lokaal zijn of systemisch.

(TIJDSCHR INFECT 2020;15(5):172-80)

Lees verder

Invasieve pulmonale schimmelinfecties tijdens COVID-19

TvI - jaargang 15, nummer SPECIAL, september 2020

E.B.D. Molendijk MSc, drs. E.A. de Kort , prof. dr. N.M.A. Blijlevens , prof. dr. P.E. Verweij

SAMENVATTING

Sinds het voorkomen van ‘Severe Acute Respiratory Syndrome CoronaVirus-2’ (SARS-CoV-2) wordt steeds meer bekend over het natuurlijk beloop van de virale infectie bij immuuncompetente en immuungecomprommiteerde patiënten. Bij immuungecomprommiteerde patiënten met een hematologische ziekte is het een relevante vraag of COVID-19 een risicofactor is voor een opportunistische infectie, zoals een invasieve pulmonale aspergillose of een Pneumocystis jirovecii-pneumonie. Hoewel invasieve pulmonale aspergillose wordt gerapporteerd bij patiënten die mechanisch worden beademd, moet de waarde van aanvullende diagnostiek om het onderscheid te maken tussen kolonisatie en infectie, verder worden geduid. P. jirovecii-pneumonie lijkt als opportunistische infectie tijdens COVID-19 geen rol te spelen.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(COVID-19-SPECIAL):13-8)

Lees verder

Welke patiënten hebben een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop van COVID-19?

TvI - jaargang 15, nummer SPECIAL, september 2020

S.C. Renckens , drs. E.N.E. Slok , dr. M. Knol , prof. dr. A. Timen , dr. A.M. Vollaard

SAMENVATTING

Patiënten met een verhoogd risico op ziekenhuisopname vanwege COVID-19 en een gecompliceerd beloop van de ziekte moeten optimaal worden beschermd door contact met personen met (een verdenking op) COVID-19 te voorkomen, het consequent toepassen van hygiënemaatregelen en, in de toekomst, vaccinatie. Om te onderzoeken of onderliggende aandoeningen die geassocieerd zijn met een gecompliceerd beloop van influenza overeenkomen met die bij COVID-19, werd een literatuuronderzoek verricht naar de prevalentie van onderliggende aandoeningen bij een ziekenhuisopname vanwege COVID-19. De prevalentie hiervan werd vergeleken met die bij patiënten met een gecompliceerd beloop van COVID-19 (IC-opname en overlijden) en die bij de algehele bevolking. Door methodologische verschillen varieerden de prevalenties sterk in 21 multicenteronderzoeken met cohorten van 100 ziekenhuispatiënten of meer en in 6 exclusieve IC-cohorten. Oudere leeftijd, mannelijk geslacht, hypertensie, diabetes, obesitas, cardiovasculaire en longaandoeningen komen vaker voor bij IC-behoeftige en overleden patiënten dan bij de overige opgenomen patiënten. Dit werd bevestigd in meerdere gepubliceerde meta-analysen. Behoudens hypertensie en mannelijk geslacht zijn deze factoren ook geassocieerd met een gecompliceerd beloop van influenza. Voor de heterogene ziektecategorieën kanker, chronische nier- en leveraandoeningen en immuundeficiëntie zijn prevalenties onder zowel ziekenhuis-, IC-, als overleden patiënten laag. In meta-analysen werd hierbij geen consistent significant verhoogd risico op een gecompliceerd beloop van COVID-19 gevonden, wat echter wel bij een gecompliceerd beloop van influenza gemeld is. Voordat wordt besloten tot een revisie van het risicobeleid bij COVID-19 (dat tot nu toe gebaseerd is op de bekende risicogroepen bij influenza) is een betere registratie van onderliggende aandoeningen nodig, alsmede bevestiging in meer patiëntcohorten dat voor sommige risicogroepen daadwerkelijk een associatie ontbreekt met de ernst van COVID-19.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(COVID-19-SPECIAL):3-10)

Lees verder

Gebruik van ‘latency reversing agents’ bij klinische strategieën om hiv te genezen

TvI - jaargang 15, nummer 4, augustus 2020

drs. H.A.B. Prins , prof. dr. A. Verbon , dr. C. Rokx

SAMENVATTING

Strategieën om hiv te genezen richten zich voornamelijk op de manipulatie van het hiv-reservoir. Dit reservoir wordt gevormd door langlevende cellen met hiv geïntegreerd in het genoom, waarbij van transcriptie echter nauwelijks sprake is. Een drastische reductie van het reservoir is bij hiv-patiënten met een hematologische aandoening mogelijk door allogene stamceltransplantaties van een specifieke donor. Voor het overgrote deel van de hiv-patiënten is dit geen haalbaar scenario en zijn alternatieven nodig. Klinische strategieën die gebruikmaken van ‘latency reversing agents’ (LRA’s) kunnen mogelijk de grootte van het reservoir beïnvloeden door reactivatie van virale transcriptie in cellen waarin hiv latent aanwezig is. Deze ‘shock’ of ‘kick’ wordt gevolgd door een antihiv-respons, wat leidt tot een afname van reservoircellen; de zogeheten ‘kill’. Om tot een daadwerkelijke afname van het reservoir te komen, lijkt een krachtige aanpak nodig waarbij meerdere LRA’s samen worden gebruikt, al dan niet in combinatie met boosters van het immuunsysteem. Diverse klinische studies met LRA’s zijn of worden uitgevoerd. Daarbij ontbreekt echter momenteel een assay die voldoende sensitief is om een therapeutisch effect van LRA’s te meten. Ook van belang bij studies met LRA’s is dat bijwerkingen en toxiciteit aanvaardbaar moeten zijn. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige stand van zaken omtrent klinische strategieën die gericht zijn op genezing van hiv door gebruik te maken van LRA’s.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(4):135-42)

Lees verder

Risico’s op infecties door zwemmen in open water

TvI - jaargang 15, nummer 4, augustus 2020

drs. A.D. Hintaran , drs. R.E. Joosten , dr. G.J. Sips , dr. G.J.B. Sonder , drs. R. Pijnacker , E. Siedenburg , drs. E.B. Fanoy

SAMENVATTING

Zwemmen in open water brengt risico’s met zich mee. De infectierisico’s zijn onderzocht bij een aantal zwemevenementen in binnenstedelijke wateren. Hieruit bleek dat deelnemers aan zwemevenementen in grachtenwater een verhoogd risico hadden op gastro-enteritis. Bepaalde omstandigheden, zoals hevige regenval voorafgaand aan het evenement, verhoogden dit risico. Naast gastro-enteritis kunnen ook andere klachten of ziektebeelden ontstaan na zwemmen in open water, zoals zwemmersjeuk en leptospirose. De meest voorkomende klachten na zwemmen in open water zijn mild en kortdurend van aard, hoewel ook een gering risico op het ontstaan van ernstige infecties bestaat. Bij georganiseerde zwemevenementen kunnen maatregelen worden genomen om de risico’s op ernstige complicaties zo klein mogelijk te houden. Het is van belang dat zwemmers geïnformeerd zijn over de risico’s. Kwetsbare groepen, zoals immuungecompromitteerden en zwangere vrouwen, kunnen worden geadviseerd niet deel te nemen. Tot slot is het belangrijk dat artsen weten wat de gevolgen kunnen zijn van zwemmen in open water.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(4):143-8)

Lees verder

Werkzaamheid van chloroquine en hydroxychloroquine bij de behandeling van COVID-19

TvI - jaargang 15, nummer 3, juni 2020

M. ter Avest MSc, drs. H.W.H.A. Fleuren , dr. A.S.M. Dofferhoff

SAMENVATTING

Chloroquine en hydroxychloroquine zijn in de afgelopen maanden bij veel patiënten ingezet als potentiële behandeling voor COVID-19. Beide geneesmiddelen laten in vitro een remmend effect zien op SARSCoV-2, maar de tot nu toe beschikbare publicaties over klinische studies laten wisselende resultaten in vivo zien. Veel van de klinische studies bevatten kleine patiëntaantallen. Ook zijn diverse kanttekeningen te plaatsen bij de studieopzet en -uitvoer. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat het gebruik van deze middelen gepaard kan gaan met belangrijke en soms fatale bijwerkingen. Op dit moment is er onvoldoende bewijs om te bepalen of chloroquine en hydroxychloroquine effectief zijn bij de behandeling van COVID-19. Goede gecontroleerde, gerandomiseerde studies naar de effectiviteit van chloroquine en hydroxychloroquine bij COVID-19 zijn noodzakelijk, alvorens deze middelen als standaardbehandeling voor te schrijven.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(3):97-104)

Lees verder