OVERZICHTSARTIKELEN

Het Guillain-Barré-syndroom na COVID-19-infectie en -vaccinatie: is het toeval?

TvI - jaargang 16, nummer 5, oktober 2021

dr. R.A. Lambrechts , dr. H.J. van der Horn , drs. J. Janssen , dr. B. Jacobs

SAMENVATTING

Het Guillain-Barré-syndroom (GBS) is een acute poly(radiculo)neuropathie. Tweederde van de patiënten heeft in de weken voorafgaand aan het GBS een infectie doorgemaakt. Ook worden sommige vaccinaties in verband gebracht met het ontwikkelen van GBS, hoewel deze relatie zwakker en minder goed te generaliseren is. In dit artikel wordt een patiënt gepresenteerd die in de weken voorafgaand aan de ontwikkeling van een GBS een eerste vaccinatie (Pfizer/ BioNTech) tegen SARS-CoV-2 had gekregen, maar ook een infectie met SARS-CoV-2 (COVID-19) doormaakte. De literatuur over infecties en vaccinaties als luxerende factoren voor een GBS wordt besproken, evenals de huidige literatuur over de relatie tussen GBS, COVID-19 en vaccinatie tegen SARS-CoV-2.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(5):174-80)

Lees verder

Nieuwe antibiotica werkzaam tegen multiresistente gramnegatieve bacteriën

TvI - jaargang 16, nummer 5, oktober 2021

dr. L.M.L. Dix , dr. M. van Westreenen , dr. H.I. Bax , dr. N.J. Verkaik , dr. E. Yusuf

SAMENVATTING

Infecties door gramnegatieve bacteriën zijn lastig te behandelen wanneer deze bacteriën resistent zijn voor β-lactamantibiotica. De afgelopen 5 jaar zijn door het Europees Geneesmiddelenbureau en het Amerikaanse Food and Drug Administration nieuwe antibiotica goedgekeurd die mogelijk effectief zijn tegen multiresistente gramnegatieve bacteriën. Deze antibiotica zijn cefiderocol, plazomicine, eravacycline en nieuwe β-lactam/β-lactamaseremmercombinaties, zoals ceftazidim/avibactam, ceftolozaan/tazobactam, meropenem/vaborbactam en imipenem/cilastatine/relebactam. Dit artikel geeft een overzicht van deze antibiotica en de bijbehorende klinische toepassingen.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(5):160-71)

Lees verder

De jaarlijkse RS-virusepidemie is onvoorspelbaar geworden

TvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021

dr. L. Vos

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3):78-9)

Lees verder

Weinig RS-virus afgelopen winter; hoe komt dit en wat zijn de verwachtingen voor de komende seizoenen?

TvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021

J.J.G.T. van Summeren MSc, dr. J.M.T. Hendriksen , dr. J. Paget , dr. A. Meijer

SAMENVATTING

Sinds de invoering van de COVID-19-maatregelen is in Europa nauwelijks circulatie van respiratoir synctieel virus (RS-virus). Alleen in Frankrijk en IJsland is in de winter van 2020–2021 een RS-virusepidemie vastgesteld; 4 maanden later dan gebruikelijk. Ook op het zuidelijk halfrond stopte de RS-viruscirculatie vanaf het invoeren van de COVID-19-maatregelen. Na versoepelingen van de maatregelen werd in Australië en Zuid-Afrika een verlate RS-virusepidemie vastgesteld: in de lente in plaats van de winter. De verwachtingen voor de volgende RS-virusepidemie/epidemieën in Nederland worden beschreven in 4 scenario’s. Het belangrijkste is dat de volgende RS-virusepidemie(en) waarschijnlijk omvangrijker zal/zullen zijn dan normaal, omdat het aantal kinderen met onvoldoende immuniteit tegen het RS-virus toeneemt. Bovendien kan een RS-virusepidemie buiten het gebruikelijke winterseizoen plaatsvinden. De RS-viruscirculatie is slechts gedeeltelijk gerelateerd aan de COVID-19-maatregelen. In Frankrijk begon de RS-virusepidemie zonder grote wijzigingen in de COVID-19-maatregelen. Een strenger pakket aan COVID-19-maatregelen lijkt de verspreiding van het RS-virus meer te onderdrukken. Het monitoren van RS-virusinfecties via surveillance is belangrijk om een toename tijdig op te merken. Huisartspraktijken en ziekenhuizen hebben op die manier voldoende tijd om zich voor te bereiden op een toename van patiënten, hoofdzakelijk kinderen, met een RS-virusinfectie.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3):80-5)

Lees verder

Sensitiviteit en specificiteit van een anale swabtest om hooggradige dysplasie bij hiv-positieve MSM te detecteren: een retrospectieve cohortstudie

TvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021

K. Leber MSc, F. Dias Gonçalves Lima MSc, dr. S.M.E. Vrouenraets

SAMENVATTING

Hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen (MSM) hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een aan humaan papillomavirus (HPV) gerelateerd anuscarcinoom. Een hogeresolutie-anoscopie (HRA) is de gouden standaard om anuscarcinoom of een hooggradige dysplasie te detecteren. Dit is een invasief en belastend onderzoek en gezocht wordt naar een simpele test om hooggradige voorstadia te voorspellen en te onderscheiden wie uiteindelijk een HRA zal moeten ondergaan. Mogelijk voldoet een anale swabtest voor cytologie aan deze criteria. In deze studie werden hiv-positieve MSM gescreend met zowel een anale swabtest voor cytologie en HPV-typering, alsmede een HRA-onderzoek, beide op dezelfde dag uitgevoerd. In totaal werden in de studie 95 hiv-positieve MSM met een mediane leeftijd van 54 (49–61) jaar geïncludeerd. Bij hen werd geen anuscarcinoom gevonden. De sensitiviteit en specificiteit van enige vorm van dysplasie bij cytologie voor het voorspellen van hooggradige dysplasie bij HRA waren respectievelijk 71% en 53%. Een hoogrisico-HPV-type bij cytologie verhoogde de sensitiviteit naar 92%, maar de positief voorspellende waarde was laag (0,34). Een anale swabtest voor cytologie is, in vergelijking met HRA, geen goed alternatief voor de detectie van hooggradige anale dysplasie. Nieuwe studies onderzoeken biomarkers die zowel hooggradige dysplasie voorspellen als de progressie van dysplasie naar anuscarcinoom. Deze studies zullen hopelijk leiden tot een sensitieve test om de juiste patiënten te selecteren die met HRA gescreend moeten worden op hooggradige dysplasie en anuscarcinoom.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3);86-91)

Lees verder

Het Wekelijks overzicht infectieziektesignalen: al 20 jaar relevant voor de publieke gezondheid en klinische praktijk

TvI - jaargang 16, nummer 2, april 2021

drs. C.F.H. Raven , dr. A.F. Schoffelen , dr. S.H. Mooij , dr. B. Schimmer , dr. M.J.M. te Wierik , drs. T. Kortbeek , dr. S.J.M. Hahné

SAMENVATTING

Om tijdig mogelijke bedreigingen voor de volksgezondheid door infectieziekten in binnen- en buitenland te signaleren, bestaat sinds 1999 een landelijk vroegsignaleringsoverleg. Om de relevantie en waardering van het bijbehorende verslag vast te stellen, heeft tussen mei-juli 2019 een vragenlijstonderzoek plaatsgevonden onder alle ontvangers van het Wekelijks overzicht infectieziektesignalen. Van de 2.814 professionals vulden 922 (33%) de vragenlijst volledig in. Respondenten waardeerden het Wekelijks overzicht gemiddeld met een 8,2 (standaarddeviatie 0,7) op een schaal van 10, en 363 van de respondenten (39%) vonden het belangrijk om de berichtgeving onder een breder lezerspubliek te delen. Van de respondenten gaven 124 professionals (13%) echter aan dat ze bij meer openheid minder bereid zijn om signalen in te brengen. Minder dan een kwart van de respondenten heeft ooit een mogelijk infectieziektesignaal ingebracht voor het signaleringsoverleg. Conclusie: het Wekelijks overzicht infectieziektesignalen werd goed beoordeeld door professionals uit de curatieve en publieke gezondheidszorg. Meer openheid over opgenomen berichten vraagt om een zorgvuldige afweging, zodat deze openheid niet ten koste gaat van de bereidheid om een signaal in te brengen. De belangrijkste factor voor de kwaliteit van het Wekelijks overzicht blijft de bereidheid van infectieziekteprofessionals signalen tijdig in te zenden.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(2):41-6)

Lees verder

Lepra, een vergeten ziekte in Nederland

TvI - jaargang 16, nummer 1, februari 2021

prof. dr. H.J.C. de Vries

SAMENVATTING

Lepra is de oudste gedocumenteerde ziekte die tot op de dag van vandaag niet is geëlimineerd en nog onbeschrijfelijk veel leed veroorzaakt. Lepra is een typische spectrumziekte, waaraan fascinerende immunologische mechanismen ten grondslag liggen die slechts ten dele zijn ontrafeld. Lepra is met gedegen dermatologisch en neurologisch onderzoek te diagnosticeren, indien nodig met aanvulling van histopathologisch onderzoek. De ziekte is goed te behandelen met ‘multidrug therapy’ die langdurig (6 of 12 maanden) moet worden gegeven. In Nederland is lepra zeldzaam en wordt om die reden vaak (te) laat gediagnosticeerd, met blijvende neurologische schade tot gevolg. Men moet bedacht zijn op lepra bij patiënten uit gebieden waar de ziekte endemisch is en met huidafwijkingen waarin gevoelsstoornissen bestaan en/of met onbegrepen neuropathie. Vanwege het spectrum aan manifestaties en de complicaties die samenhangen met de behandeling, is consultering van een academische dermatologische afdeling met specifieke expertise (Amsterdam UMC en Erasmus MC) geadviseerd bij een verdenking op lepra.
(TIJDSCHR INFECT 2021;16(1):3-11)

Lees verder