OVERZICHTSARTIKELEN

Variant-PCR toont snelle opkomst van de SARS-CoV-2-deltavariant in Nijmegen: relatie met bron- en contactonderzoek, en sequencing

TvI - jaargang 17, nummer 1, maart 2022

drs. L.A.J. Derickx , J.P.M. Coolen MSc, dr. T. de Groot , G.D. Elkerbout , dr. M.J.D. Dautzenberg , drs. C.A.J. van Bokhoven , dr. B. Mulder

SAMENVATTING

Varianten van SARS-CoV-2 kunnen zorgen voor een verhoogde kans op transmissie, ernstiger ziektebeloop, toename van herinfecties en verminderde vaccineffectiviteit. Vroeg monitoren van de circulatie van ‘variants of concern’ is op epidemiologisch vlak belangrijk om zicht te houden op de verspreiding. Surveillance van varianten in Nederland is gebaseerd op ‘whole genome sequencing’ (WGS). Dit is tijdrovend, duur en wordt beperkt toegepast. Met een variant-PCR kan sneller informatie over variantverspreiding worden verkregen voor bron- en contactonderzoek (BCO) en modellering van overheidsmaatregelen. Dit artikel beschrijft de bevindingen bij de toepassing van de variant-PCR in het BCO en de relatie met WGS tijdens de opkomst van de SARS-CoV-2-deltavariant in 2021. Variant-PCR-monitoring in de regio Gelderland-Zuid toonde aan dat het aandeel deltavariant ten opzichte van de alfavariant steeg van 5% in week 20–21 naar 82% in week 26–27, met een exponentiële toename van het aantal besmettingen. In tegenstelling tot andere Nederlandse regio’s liet intensief BCO hier slechts zeer kleine clusters van hoofdzakelijk maximaal 4 personen met beperkte import uit het buitenland zien, wat werd bevestigd door WGS. Bij de bestrijding van de coronapandemie heeft de toepassing van de variant- PCR duidelijk een meerwaarde.

(TIJDSCHR INFECT 2022;17(1):9–16)

Lees verder

Sequencing in relatie tot mutatiespecifieke RT-PCR’s in de SARS-CoV-2-pandemie

TvI - jaargang 17, nummer 1, maart 2022

dr. C.B.E.M. Reusken , dr. D. Eggink , dr. D. Klinkenberg , prof. dr. J. Wallinga

Nooit eerder in de historie van de microbiologie heeft ieder nucleotide van het genoom van een virus zo op een weegschaaltje gelegen als nu het geval is bij het bijna 30.000 nucleotiden tellende SARS-CoV-2-genoom. Dit is direct het gevolg van het tijdperk van geavanceerde sequentietechnieken waarin de huidige pandemie zich afspeelt. Precies 2 jaar nadat de eerste sequentie van SARS-CoV-2 in het publieke domein beschikbaar kwam op 10 januari 2020, stond de teller van het aantal publiek beschikbare genoomsequenties op maar liefst 7.127.818, waaronder 91.310 sequenties afkomstig van monsters afgenomen in Nederland. Het bepalen van de exacte genetische opmaak van SARS-CoV-2-stammen is een essentieel onderdeel van een breed scala aan surveillancesystemen, die gezamenlijk tijdige en accurate informatie over het opduiken, de circulatie en de eigenschappen van (potentieel) zorgwekkende varianten moeten opleveren.

(TIJDSCHR INFECT 2022;17(1):7–8)

Lees verder

Vaccinaties bij multiple sclerose: een systematische review

TvI - jaargang 16, nummer 6, december 2021

drs. W. Reintjes , N.T.T. van der Graaf , dr. J.L.A.N. Murk , dr. B.A. de Jong

SAMENVATTING

Patiënten met multiple sclerose (MS) en hun behandelaren hebben geregeld vragen over vaccinaties in relatie tot MS of de toepassing van ziektemodulerende therapie (‘disease modifying therapy’: DMT). Deze vragen gaan over zowel de veiligheid als de effectiviteit van veel toegepaste vaccinaties in Nederland. Het doel van deze systematische review is het bieden van een praktisch overzicht voor de klinische praktijk. Via PubMed werd een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. De gebruikte zoekstrategie bestond uit het combineren van zoektermen gericht op MS, vaccinaties en DMT’s. De selectie vond plaats via vooraf vastgestelde criteria. Vervolgens werden artikelen geselecteerd op basis van relevantie. Uiteindelijk werden 50 artikelen geïncludeerd in deze studie. Over het algemeen worden niet-levende vaccins als veilig beschouwd voor MS-patiënten, in tegenstelling tot levend verzwakte vaccins, waarbij de veiligheid niet eenduidig is. Sommige DMT’s kunnen de effectiviteit van bepaalde vaccinaties verlagen. Over de meeste vaccinaties in relatie tot MS en DMT’s is echter weinig tot geen literatuur van voldoende kwaliteit beschikbaar.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(6):202–10)

Lees verder

Effecten van de COVID-19-pandemie op tuberculose in Nederland: forse daling in 2020

TvI - jaargang 16, nummer 6, december 2021

dr. J. van den Boogaard , ir. E. Slump , drs. H. Schimmel , dr. K. van Beurden , dr. G. de Vries

SAMENVATTING

Het ligt in de lijn der verwachting dat de COVID-19-pandemie invloed heeft op de incidentie van andere infectieziekten waarbij respiratoire transmissie een rol speelt. Dit artikel beschrijft de mate waarin de pandemie effect had op de tuberculose (tbc)-incidentie in Nederland in 2020. In 2020 daalde de tbc-incidentie in Nederland met 17% ten opzichte van 2019 (van 754 naar 623 patiënten). Een dergelijke daling werd in de afgelopen 50 jaar niet eerder gezien. Een 3-tal hypothesen kan deze daling verklaren: (1) de invloed van de COVID-19-maatregelen (de anderhalvemetersamenleving) op de transmissie van Mycobacterium tuberculosis; (2) de afname van de instroom van immigranten en asielzoekers vanwege de COVID-19-pandemie waardoor in deze groep minder tbc-diagnosen werden gesteld; (3) uitgestelde tbc-diagnostiek vanwege afschaling van reguliere zorg tijdens de COVID-19-pandemie. Uit de landelijke tbc-surveillance blijkt onder andere dat in 2020 minder tbc-clusters waren (een maat voor transmissie) en dat het aantal tbc-diagnosen onder recentelijk gearriveerde immigranten en asielzoekers lager was dan in voorgaande jaren. De beschikbare data wijst niet op het voorkomen van ernstiger vormen van tbc (een signaal van vertraagde diagnostiek), maar er was wel sprake van een relatieve, tijdelijke toename van het aantal tbc-diagnosen kort nadat in mei 2020 de eerste lockdown werd opgeheven. De sterke daling van de tbc-incidentie in Nederland in 2020 lijkt veroorzaakt te worden door een combinatie van verminderde tbc-transmissie, minder grote instroom van immigranten en asielzoekers, en uitgestelde zorg ten tijde van de COVID-19-pandemie.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(6):211–7)

Lees verder

Nieuwe antibiotica: regeren is vooruitzien

TvI - jaargang 16, nummer 5, oktober 2021

dr. M.G.J. de Boer

In het artikel van Dix et al. wordt een 7-tal nieuwe antibiotica besproken die ook in te zetten zijn in de Nederlandse ziekenhuizen. Naast een overzicht van de werkingsmechanismen en de doseringen, beschrijven zij hier beknopt de uitkomsten van klinische studies waaruit de effectiviteit bij de behandeling van gecompliceerde intra-abdominale infecties en urineweginfecties blijkt. De gemene deler blijkt steeds dat de nieuwe antibiotica qua effectiviteit niet onderdoen (non-inferieur zijn) ten opzichte van de ‘comparator’. Vaak, maar niet altijd, is dat een carbapenem. Hoe groot is nu het probleem waarvoor deze antibiotica een oplossing vormen, en wat is onder de huidige omstandigheden de meest strategische toepassing van deze middelen?

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(5):158-9)

Lees verder

Immuungemedieerde neuropathieën en de veiligheid van vaccinaties – een terugkerende vraag

TvI - jaargang 16, nummer 5, oktober 2021

drs. A.E. Baars , drs. L.W.G. Luijten , prof. dr. B.C. Jacobs , dr. P.A. van Doorn

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(5):172-3)

Lees verder

Het Guillain-Barré-syndroom na COVID-19-infectie en -vaccinatie: is het toeval?

TvI - jaargang 16, nummer 5, oktober 2021

dr. R.A. Lambrechts , dr. H.J. van der Horn , drs. J. Janssen , dr. B. Jacobs

SAMENVATTING

Het Guillain-Barré-syndroom (GBS) is een acute poly(radiculo)neuropathie. Tweederde van de patiënten heeft in de weken voorafgaand aan het GBS een infectie doorgemaakt. Ook worden sommige vaccinaties in verband gebracht met het ontwikkelen van GBS, hoewel deze relatie zwakker en minder goed te generaliseren is. In dit artikel wordt een patiënt gepresenteerd die in de weken voorafgaand aan de ontwikkeling van een GBS een eerste vaccinatie (Pfizer/ BioNTech) tegen SARS-CoV-2 had gekregen, maar ook een infectie met SARS-CoV-2 (COVID-19) doormaakte. De literatuur over infecties en vaccinaties als luxerende factoren voor een GBS wordt besproken, evenals de huidige literatuur over de relatie tussen GBS, COVID-19 en vaccinatie tegen SARS-CoV-2.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(5):174-80)

Lees verder