OVERZICHTSARTIKELEN

Serratia marcescens op een neonatale intensivecareafdeling: het belang van regionale samenwerking

TvI - jaargang 13, nummer 4, september 2018

drs. K.A. Bergman , dr. M. Lokate , dr. E.J. d’Haens , dr. R.L.J. Winter , dr. S.B. Debast , ir. M.I. van den Bos , dr. J.W.A. Rossen , prof. dr. A.W. Friedrich , dr. L.H. Schölvinck

SAMENVATTING

Late-onset sepsis bij (premature) neonaten kan worden veroorzaakt door Serratia marcescens. Uitbraken worden regelmatig beschreven. In de periode van augustus tot december 2014 veroorzaakte een Serratia marcescens-stam zonder verworven resistentiekenmerken een uitbraak op een neonatale intensivecareafdeling. Door overplaatsing van patiënten vond regionale verspreiding plaats. Dit vormt een risico bij centralisatie van zorg en hoog complexe zorg. Goede communicatie en regionale samenwerking zijn hierbij uit het oogpunt van infectiepreventie onontbeerlijk.

(TIJDSCHR INFECT 2018;13(4):110-114)

Lees verder

Faagtherapie: kunnen virussen ingezet worden als antibacterieel middel?

TvI - jaargang 13, nummer 3, juni 2018

dr. D. de Vos , dr. S. Jennes , dr. G. Verbeken , ir. H. van Raemdonck , dr. T. Rose , dr. M. Merabishvili , dr. I. Vlasveld , dr. J.-P. Pirnay

SAMENVATTING

Faagtherapie, het gebruik van bacteriespecifieke virussen als antibacterieel agens, is aan een comeback toe. Dit komt door de wereldwijde antibioticacrisis, waardoor alledaagse en chirurgiegerelateerde infecties weer dodelijk kunnen zijn. Er is dringend behoefte aan moderne, klinische studies om de effectiviteit van faagtherapie te objectiveren en te optimaliseren. De huidige wetgeving geeft hier echter geen ruimte voor en ook zijn er patentgerelateerde hindernissen. Hierdoor is het opzetten van onderzoek problematisch. Faagtherapie lijkt een wetenschappelijk zinvolle, duurzame en ongevaarlijke behandeling en kan op korte termijn inzetbaar zijn als antibacteriële strategie.

(TIJDSCHR INFECT 2018;13(3):69-75)

Lees verder

Uitbraak van pneumonie bij patiënten zonder bekende risicofactoren in twee aangrenzende ziekenhuizen?

TvI - jaargang 13, nummer 3, juni 2018

drs. M.A.C. Vermunt , dr. J.W. Baars , dr. H.S. Hermanides , dr. P.H.M. Smits , dr. R.R. Jansen , dr. J.W. Mulder

SAMENVATTING

Pneumocystis jirovecii is een bekende veroorzaker van pneumonie bij immuungecompromitteerde patiënten. In verband met een plotselinge stijging van het aantal gevallen van P. jirovecii-pneumonie in 2014 bij patiënten zonder typische risicofactoren in 2 aangrenzende ziekenhuizen werd een analyse verricht naar de oorzaak hiervan. P. jirovecii-pneumonie kan ook voorkomen bij een lymfocytopenie ten gevolge van standaard chemotherapeutische behandeling, langdurig gebruik van corticosteroïden en wordt waarschijnlijk vaker vastgesteld sinds de invoering van de sensitievere PCR-test.

(TIJDSCHR INFECT 2018;13(3):76-82)

Lees verder

Vroege behandeling met antilichamen kan langdurige immuniteit tegen SHIV induceren

TvI - jaargang 13, nummer 2, april 2018

dr. I.N. Vlasveld

SAMENVATTING

Zeer krachtige en neutraliserende anti-hiv-1-antilichamen (bNAbs) kunnen de schadelijke effecten van een acute hiv-infectie mitigeren en daarmee op lange termijn het klinische beloop gunstig beïnvloeden, middels suppressie van de viremie en door het boosten van de humorale afweer. Nishimura et al. tonen met een apen/humaan hiv-model (SHIV) aan dat vroege behandeling met bNAbs kan leiden tot zeer lage waardes van viremie en langdurige controle van het virus door het induceren van T-celimmuniteit. De groep resusapen die werd behandeld met bNAbs werd vergeleken met een controlegroep van 3 resusapen die geen bNAbs kregen, maar behandeld werden met cART. De resusapen die mucosaal (n=6) of intraveneus (n=7) met SHIVAD8-EO waren geïnfecteerd ontvingen eenmalig een 2 weken durend regime met een combinatie van bNAbs (3BNC117 en 10–1074). De plasmaviremie was ondetecteerbaar gedurende 56 tot 177 dagen, afhankelijk van de bNAb-halfwaardetijd in vivo. Bij 6 van de 13 behandelde resusapen werd de virale ‘load’ ondetecteerbaar na een aanvankelijke virale ‘rebound’; de SHIV-controller-resusapen. Vier andere resusapen hadden gedurende 2 jaar lang behoud van hun CD4+ cellen en een erg lage virale ‘load’. Infusie van een T-celdepleterend anti-CD8β-antilichaam leidde tot een afname van het aantal CD8+ cellen en een snelle terugkeer van de viremie bij de SHIV-controller-resusapen. Daarentegen hadden alle resusapen die gedurende 15 weken werden behandeld met antiretrovirale therapie, gestart 3 dagen na de infectie, een persisterende virale ‘rebound’ na het staken van de therapie. Passieve immunotherapie tijdens een acute SHIV-infectie verschilt derhalve van cART in die zin dat bNAbs in staat zijn een krachtige CD8+ T-celrespons te induceren met langdurige virale suppressie tot gevolg.

(TIJDSCHR INFECT 2018:13(2):34-40)

Lees verder

Een leidraad voor de behandeling van chronische Q-koorts

TvI - jaargang 13, nummer 2, april 2018

dr. S.E. van Roeden , dr. J.J. Oosterheert , dr. L.M. Kampschreur , dr. M.G.L. Leclercq , dr. M.E.E. van Kasteren , S. Shamelian , dr. P.C. Wever , dr. C.P. Bleeker-Rovers

SAMENVATTING

Na de grote Q-koortsuitbraak in Nederland tussen 2007 en 2010 zijn enkele honderden chronische Q-koortspatiënten geïdentificeerd, en jaarlijks komen er nieuwe patiënten bij. Chronische Q-koorts is een zeldzame aandoening en literatuur over de behandeling van chronische Q-koorts is schaars. In de nasleep van de Nederlandse Q-koortsepidemie zijn verschillende aspecten van de behandeling van chronische Q-koorts onderzocht. Om clinici een leidraad te bieden voor de langdurige en complexe behandeling van chronische Q-koorts is dit artikel geschreven. Op basis van alle beschikbare literatuur en data uit de Nederlandse chronische-Q-koortsdatabase wordt besproken welke patiënten een indicatie voor antibiotische behandeling hebben, welke behandelmogelijkheden er zijn en hoe het effect van behandeling kan worden gemonitord.

(TIJDSCHR INFECT 2018:13(2):41-9)

Lees verder

Betere overleving na een -bacteriëmie bij betrokkenheid van het antibioticateam en bundelaanpak?

TvI - jaargang 13, nummer 1, maart 2018

M.A.N.P. van den Hurk , dr. J.M. Fonville , dr. H.S.M. Ammerlaan , C.M. Miedema , S. Sanders , I.T.M.A. Overdevest

SAMENVATTING

Staphylococcus aureus is een van de meest voorkomende verwekkers van een bacteriëmie. Een Staphylococcus aureus-bacteriëmie (SAB) heeft een hoge mortaliteit, mede door een vaak gecompliceerd beloop met strooihaarden. Uit literatuuronderzoek blijkt dat een bundelaanpak en de betrokkenheid van een multidisciplinair antibioticateam de uitkomst van SAB significant verbeteren. We hebben retrospectief beoordeeld wat de invloed is van ons antibioticateam op de aanpak van SAB en op de mortaliteit en het recidiefrisico voor de patiënt. Tevens werd onderzocht welke onderdelen in het behandeltraject de meeste invloed hadden op de prognose van de patiënt.

(TIJDSCHR INFECT 2018;13(1):3-10)

Lees verder

Bacteriën als wapen

TvI - jaargang 12, nummer 6, december 2017

Ir, dr. M.C. de Vries , dr. B.C.G. Voordouw , dr. F.A.G. Reubsaet

SAMENVATTING

Bacteriën werden al ingezet in de strijd ver voordat hun bestaan bekend was. Die dreiging is nog steeds aanwezig in de vorm van bioterrorisme. Om hierop voorbereid te zijn, moet allereerst goede diagnostiek beschikbaar zijn om de bacteriën die gebruikt kunnen worden, te identificeren. Het herkennen van bacteriën die zijn vermeld op dreigingslijsten, in combinatie met signalen zoals een ziektebeeld dat afwijkt van het reguliere beeld (bijvoorbeeld respiratoir in plaats van cutaan) en toename van het aantal gevallen buiten de endemische regio of het seizoen, kunnen wijzen op bioterrorisme. De aandacht richt zich, net als bij een natuurlijke uitbraak, op het behandelen van patiënten en eventueel blootgestelden, bronopsporing en de veiligheid van verplegend en laboratoriumpersoneel. Dit artikel behandelt het bewust verspreiden van humaan pathogene bacteriën en de consequenties hiervan voor de medische praktijk.

(TIJDSCHR INFECT 2017;12(6):186-95)

Lees verder