OVERZICHTSARTIKELEN

Hiv-type 1 (hiv-1) provirale reservoirs hebben een continu verval bij aanhoudende virologische onderdrukking in hiv-1-geïnfecteerde kinderen die vroeg met behandeling starten

TvI - jaargang 10, nummer 3, juni 2015

drs. C.S. Hakkers

Samenvatting

Het starten van vroege effectieve combinatie antiretrovirale therapie tijdens de jeugd beperkt significant de circulerende waardes van proviraal en replicatiecompetent hiv-1 en bevordert het doorlopende verval van virale reservoirs. Voortgezette combinatie antiretrovirale therapie met afname van hiv-1-reservoirs in verloop van tijd zou hiv-1-eradicatiestrategieën kunnen vergemakkelijken.

(Tijdschr Infect 2015;10(3):60-4)

Lees verder

Groep A-streptokokken: update over pathogenese en vaccinontwikkeling

TvI - jaargang 10, nummer 3, juni 2015

dr. N.M. van Sorge

Samenvatting

Het aantal sterfgevallen veroorzaakt door groep A-streptokokken behoort wereldwijd tot de top 10 van infectiegerelateerde mortaliteit. Groep A-streptokokken veroorzaken een divers spectrum aan klinische ziektebeelden, wat illustreert hoe groot het arsenaal van virulentiefactoren is. Veel van deze factoren interfereren op een specifieke manier met belangrijke aspecten van ons immuunsysteem zoals fagocytose door neutrofielen. Tot op heden is het niet gelukt om een vaccin te ontwikkelen, een proces dat al gaande is sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw. Ik bespreek hier de laatste inzichten in de pathogenese van groep-A streptokokken alsmede de belemmeringen en complicaties die ten grondslag liggen aan het ontbreken van een goed werkend vaccin.

(Tijdschr Infect 2015;10(3):65-72)

Lees verder

Hepatitis B-virus en hepatitis C-virus screeningsprojecten voor migranten in Nederland: stand van zaken 2014

TvI - jaargang 10, nummer 2, april 2015

dr. A.T. Urbanus , dr. J.E. van Steenbergen

Samenvatting

Chronische hepatitis B en C veroorzaken wereldwijd een hoge ziektelast. In Nederland hebben eerste generatie niet-westerse migranten de hoogste prevalentie, maar zijn niet opgenomen in de bestaande structurele screeningsprogramma’s. In de afgelopen jaren zijn er wel verschillende lokale en kortdurende onafhankelijke screeningsprogramma’s opgezet die gericht waren op specifieke migrantengroepen. Dit is kostbaar en arbeidsintensief omdat elke groep een andere aanpak vergt. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aan de Gezondheidsraad gevraagd haar het komende jaar te adviseren over de wenselijkheid van structurele screening van risicogroepen, waaronder eerste generatie niet-westerse migranten. Een positief advies van de Gezondheidsraad zal moeten leiden tot een structureel screeningsprogramma dat regionaal uitgevoerd en landelijk gecoördineerd dient te worden.

(Tijdschr Infect 2015;10(2):31-6)

Lees verder

Ebola: nieuwe middelen voor behandeling?

TvI - jaargang 10, nummer 2, april 2015

K.R. Wilting , dr. A. Riezebos-Brilman

Samenvatting

De ebola-epidemie die sinds december 2013 rondgaat in verschillende landen van West-Afrika is nog steeds gaande. De huidige uitbraak wordt veroorzaakt door een ebolavirus van het subtype Zaïre. Bij geïnfecteerde patiënten lijken vooral ernstige gastro-intestinale klachten op de voorgrond te staan. Er worden mortaliteitscijfers van 50 – 60% beschreven. Op een westerse afdeling Intensive Care lijkt dit lager te zijn. De behandeling bestaat in de eerste plaats uit vochtsuppletie en correctie van de elektrolytstoornissen. Hiernaast werd vanaf de zomer in toenemende mate experimentele antivirale behandeling toegepast. In dit overzichtsartikel bespreken wij de antivirale middelen die nu ingezet zijn en mogelijk ingezet kunnen gaan worden bij de behandeling van met ebolavirus geïnfecteerde patiënten. Daarnaast geven we een kort overzicht over twee vaccins die op dit moment als serieuze kandidaten worden gezien voor preventie van infectie. Op dit moment zijn de meeste van de antivirale middelen helaas niet beschikbaar. Het enige middel dat de Wereldgezondheidsraad beschikbaar stelt bij een bewezen positieve patiënt met ebolavirus is Favipiravir. Via het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu/ Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding kan geprobeerd worden om ZMapp te verkrijgen bij een bevestigde casus.

(Tijdschr Infect 2015;10(2):37-43)

Lees verder

Gonorroe: niet meldingsplichtig en toch in kaart gebracht

TvI - jaargang 10, nummer 1, februari 2015

dr. D. Spitaels , dr. M. Knoester , dr. J.M. Brand , C.L. Jansen , dr. M.A. Leverstein-Van Hall , dr. A.A. Demeulemeester , dr. E.P.M. van Elzakker , dr. A.T. Bernards , dr. J.E. van Steenbergen

Samenvatting

Deze studie onderzocht door middel van retrospectief cohortonderzoek of een niet meldingsplichtige ziekte in kaart gebracht kan worden door samenwerking van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst met medisch microbiologische laboratoria. De incidentie en het vindpercentage van gonorroe in Den Haag werden berekend door data van vier laboratoria te combineren, die microbiologische diagnostiek verrichtten bij inwoners van de gemeente Den Haag. Aan de vier laboratoria werd verzocht laboratoriumdata anoniem aan te leveren van het jaar 2011: alle aanvragen en uitslagen voor gonorroe bij patiënten woonachtig in Den Haag (postcode 2500–2599), per patiënt de viercijferige postcode en het aanvragend specialisme. Door medewerking van de laboratoria werden 24.110 aanvragen voor gonorroe opgetekend bij personen met een Haagse postcode. Van alle aanvragen werd 40% door de huisartsen, 34% door GGD-artsen van het Regionaal soa-centrum Den Haag en 22% door gynaecologen gedaan. De 478 positieve uitslagen (percentage test-positiviteit: 2%) waren afkomstig uit 51 verschillende postcodegebieden, met 1 tot 20 positieve tests per postcode. Geconcludeerd werd dat huisartsen en het Regionaal soa-centrum Den Haag een vergelijkbare bijdrage leveren in labaanvragen voor gonorroe. Postcodes kunnen gebruikt worden om gonorroe in kaart te brengen en zo mogelijk nieuwe handvatten voor preventie bieden.

(Tijdschr Infect 2015;10(1):3-8)

Lees verder

Epidemiologie van tuberculose bij gebruik van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen in Nederland, 2005–2011

TvI - jaargang 9, nummer 6, december 2014

dr. S.T. Keizer , dr. C.G.M Erkens , dr. N.A.H. van Hest , dr. S. van den Hof , dr. G. de Vries

Samenvatting

Doel van de analyse was het bepalen van de incidentie van tuberculose onder gebruikers van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen in Nederland en beschrijven van de kenmerken van tuberculosepatienten die deze middelen wel en niet gebruikten. Een retrospectieve vergelijkende analyse werd opgezet van patientgegevens uit de Nederlandse Tuberculose Registratie over de periode 2005–2011. Voor de berekening van de incidentie werd het aantal gebruikers van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen in Nederland geschat op basis van gegevens van het College van Zorgverzekeringen. In 2005–2011 werden 7.046 patienten met actieve tuberculose geregistreerd, van wie 85 (1,2%) tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen gebruikten. Het geschatte aantal gebruikers van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen nam in die periode toe van 13.600 naar 36.520 personen. De incidentie van tuberculose bij gebruikers schommelde in die periode tussen 23 en 75 per 100.000, terwijl de landelijke tuberculose-incidentie in die periode ≤7 per 100.000 was. De 85 tuberculosepatienten die tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen gebruikten waren vaker ouder dan 65 jaar en vaker in Nederland geboren dan andere patienten. Zij werden tevoren ook vaker preventief behandeld voor latente tuberculose-infectie (gecorrigeerde OR 3,5; 95%-BI 1,8-6,9). Zij hadden vaker gedissemineerde tuberculose, al dan niet met aandoening van het centraal zenuwstelsel (gecorrigeerde OR 4,3; 95%-BI 2,1-8,9), of gecombineerde vormen van pulmonale en extrapulmonale tuberculose (gecorrigeerde OR 4,0; 95%-BI 2,1-7,4). Bij gebruikers van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen in Nederland is de incidentie van tuberculose aanzienlijk verhoogd. De incidentie onder deze groep daalde in de periode 2005–11 niet. Preventieve behandeling van latente tuberculose-infectie voorkwam niet altijd de ontwikkeling van actieve tuberculose. De ziekte verloopt vaker in ernstige en gedissemineerde vorm. Het toenemende gebruik van tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen vraagt om blijvende aandacht voor tuberculose als potentieel fatale complicatie van deze therapie.

(Tijdschr Infect 2014;9(6):164-71)

Lees verder

Valkuilen van tuberculose tijdens tumornecrosefactor-alfa blokkerende therapie

TvI - jaargang 9, nummer 6, december 2014

dr. N.A.H. van Hest , dr. M. Bakker , dr. S.T. Keizer , dr. E. van der Wall , dr. E.M. Huisman , dr. G. de Vries

Samenvatting

Tumornecrosefactor-alfa blokkerende geneesmiddelen worden regelmatig in Nederland voorgeschreven voor een toenemend aantal auto-immuun of inflammatoire aandoeningen, met als gevolg een verhoogd risico op infectieziekten, in het bijzonder tuberculose. Adequate screening op en preventieve of curatieve behandeling van latente tuberculose-infectie en tuberculose, en continue alertheid zijn cruciaal, zoals geillustreerd wordt aan de hand van drie casus, behandeld respectievelijk met infliximab, adalimumab en etanercept voor de ziekte van Crohn, uveitis en reumatoide artritis. Valkuilen in de preventie en diagnostiek van tuberculose voorafgaand of tijdens anti-tumornecrosefactor-alfa therapie worden besproken, zoals het niet of inadequaat uitvoeren van tuberculose en latente tuberculose-infectie screening pretumornecrosefactor-alfa therapie, mogelijke fout-negatieve uitslagen voor of tijdens tumornecrosefactoralfa therapie, inadequate preventieve behandeling, niet herkennen van de atypische symptomen of de beeldvorming van tuberculose onder anti-tumornecrosefactor-alfa therapie, of het verwerpen van tuberculose als mogelijke diagnose omdat patient al preventief behandeld is.

(Tijdschr Infect 2014;9(6):172-6)

Lees verder