Remissie van hiv-1 mogelijk na zeer vroege antiretrovirale therapie bij kinderen

maart 2024 CROI 2024 Niels Elbert

Kinderen die in de baarmoeder besmet zijn geraakt met hiv-1 behoeven levenslange antiretrovirale therapie. Mogelijk kan zeer vroege antiretrovirale therapie ertoe leiden dat het hiv-1-reservoir beperkt blijft, waardoor remissie optreedt en behandeling niet meer nodig is. Dit werd nader onderzocht in de IMPAACT P1115-studie. Tijdens CROI 2024 presenteerde viroloog Deborah Persaud, MD (The Johns Hopkins University School of Medicine, Baltimore, VS) hiervan de resultaten.

In 2013 werd in Jackson, de hoofdstad van de Amerikaanse staat Mississippi, een meisje geboren dat in de baarmoeder besmet was geraakt met hiv-1. Ze kreeg 30 uur na de geboorte tot de leeftijd van ongeveer 18 maanden antiretrovirale therapie. Omdat nadien geen hiv-1-RNA bij haar werd gedetecteerd, veronderstelden de artsen dat het meisje (functioneel) genezen was. Circa 27 manden na het stoppen van de antiretrovirale therapie nam de hoeveelheid hiv-1-RNA echter toch weer toe (‘viral rebound’). Het meisje kwam bekend te staan als de ‘Mississippi-baby’. Nadien zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar het effect van (zeer) vroege antiretrovirale therapie, waaronder de IMPAACT P1115-studie.1

Studieopzet

IMPAACT P1115 is een lopende, fase I/II-‘proof-of-concept’-studie die wordt uitgevoerd in 30 ziekenhuizen in 11 landen (Brazilië, Haïti, Kenia, Malawi, Oeganda, Tanzania, Thailand, de VS, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika). Kinderen die in de baarmoeder waren besmet met hiv-1 kregen binnen 48 uur na de geboorte antiretrovirale therapie gedurende 294 weken, bestaande uit nevirapine en 2 nucleoside reverse-transcriptaseremmers met toevoeging van lopinavir/ritonavir op dag 15-29. Om te bepalen of er sprake was van remissie werd de behandeling gestopt als werd voldaan aan de volgende criteria: (a) hoeveelheid hiv-1-RNA <200 kopieën/ml in week 24; (b) aanhoudende virologische onderdrukking vanaf week 48; (c) stoppen van de borstvoeding; (d) niet-afwijkend aantal CD4+-T-cellen; (e) geen hiv-1-antilichamen; en (f) geen detecteerbaar hiv-1-DNA in ≥850.000 mononucleaire cellen uit perifeer bloed. Remissie werd gedefinieerd als een hoeveelheid hiv-1-RNA beneden de detectiegrens van de test gedurende ≥48 weken zonder antiretrovirale therapie. De behandeling werd hervat zodra er hiv-1-RNA werd gemeten.

Resultaten

In totaal werden 54 kinderen die in de baarmoeder besmet waren geraakt met hiv-1 kort na de geboorte behandeld met antiretrovirale therapie, van wie 4 meisjes en 2 jongens voldeden aan de criteria voor beoordeling van remissie op een mediane leeftijd van 5,5 jaar. Bij 4 van deze 6 kinderen werd remissie bereikt. Bij hen nam de hoeveelheid hiv-1-RNA echter weer toe na >48 weken, >52 weken, >62 weken en 80 weken. Dit reboundeffect trad bij de andere 2 kinderen, die geen remissie bereikten, op na 3 en 8 weken. Twee kinderen ontwikkelden het acuut retroviraal syndroom.

Conclusie

Uit deze lopende fase I/II-studie (IMPAACT P1115) blijkt dat zeer vroege antiretrovirale therapie bij zuigelingen die in de baarmoeder besmet zijn geraakt met hiv-1 kan leiden tot een remissiefase ≥48 weken waarin antiretrovirale therapie niet nodig is. In die periode is het belangrijk om kinderen goed te monitoren vanwege het risico op het acuut retroviraal syndroom.

Referentie

  1. Persaud D, et al; IMPAACT P1115 Study Team. ART-free HIV-1 remission in very early treated children: results from IMPAACT P1115. Gepresenteerd tijdens CROI 2024; abstract 184.