INLEIDING

Urineweginfecties komen zeer frequent voor in de dagelijkse praktijk, met een incidentie van 124 per 1.000 vrouwen en 19 per 1.000 mannen in de eerste lijn.1 Antibioticaresistentie vormt in toenemende mate een probleem bij de behandeling van gecompliceerde urineweginfecties. Bij opgenomen patiënten op urologie-afdelingen in Nederland met een urineweginfectie veroorzaakt door Escherichia coli is 25% van de isolaten ongevoelig voor ciprofloxacine, 27% ongevoelig voor cotrimoxazol en 7–9% voor derdegeneratiecefalosporinen. 2 Bij deze groep is 12% geclassificeerd als multiresistent micro-organisme.2 In de huidige richtlijnen vormen tweede- en derdegeneratiecefalosporinen (met of zonder aminoglycoside) de basis van een empirische behandeling voor gecompliceerde urineweginfecties, waarbij aandacht gevraagd wordt voor patiënten met risicofactoren voor ‘extended-spectrum’-bèta-lactamase-dragerschap. 3 Na initiële behandeling in het ziekenhuis wordt het gros van de patiënten echter thuis ‘uitbehandeld’ met gerichte antibiotica op geleide van een kweek. Voor patiënten met urineweginfecties veroorzaakt door multiresistente micro-organismen, waarbij de huidige orale middelen geen optie meer zijn, kunnen orale carbapenems uitkomst bieden. Eckburg et al. onderzochten de effectiviteit en veiligheid van orale carbapenems bij patiënten met gecompliceerde urineweginfecties en/of pyelonefritis.4

(TIJDSCHR INFECT 2022;17(4):155–6)