
Mensen met een milde tot ernstige immuundeficiëntie lopen een verhoogd risico op een ernstig beloop van een COVID-19-infectie. Voor hen biedt vaccinatie vaak onvoldoende bescherming. In dergelijke gevallen kunnen monoklonale antilichamen uitkomst bieden, doordat zij directe bescherming tegen het virus leveren, onafhankelijk van de immuunrespons van de patiënt. Pemivibart is een langwerkend monoklonaal antilichaam dat in preklinische studies neutraliserende activiteit vertoonde tegen zowel oudere als recente varianten van SARS-CoV-2. Op basis van voorlopige gegevens uit de CANOPY-studie werd pemivibart in maart 2024 voorwaardelijk goedgekeurd voor gebruik bij adolescenten en volwassenen met een milde tot ernstige immuundeficiëntie in de VS. Dit artikel bespreekt de tussentijdse bevindingen van de CANOPY-studie.
De CANOPY-studie betreft een fase III-studie, uitgevoerd in 18 ziekenhuizen in de VS. De studie bestond uit twee cohorten. In cohort A ontvingen volwassenen (18 jaar) met een ernstige immuundeficiëntie tweemaal een intraveneuze injectie van pemivibart (4.500 mg), met een dosisinterval van 90 dagen. Cohort B was opgezet als een gerandomiseerd, trippelblind studiecohort, waarin deelnemers met een verhoogd risico op COVID-19 een behandeling met pemivibart of placebo kregen, eveneens met een doseringsinterval van 90 dagen. De primaire uitkomstmaat in beide cohorten was veiligheid. Secundaire uitkomstmaten betroffen de klinische werkzaamheid tegen COVID-19. Specifiek voor cohort A, werd een ‘immunobridging’-analyse uitgevoerd als surrogaatmaat voor werkzaamheid.
Cohort A bestond uit 309 deelnemers, met een gemiddelde leeftijd van 59 jaar, van wie 61% vrouw was. De deelnemers hadden uiteenlopende vormen van immuundeficiëntie, waaronder hematologische maligniteiten, orgaantransplantaties, hiv, primaire immuundeficiëntie en het gebruik van immunosuppressieve medicatie. Ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE’s) werden gerapporteerd bij ongeveer tweederde van de deelnemers en waren overwegend mild tot matig van aard (graad 1-2). De meest voorkomende AE’s waren virale infecties bij 24 patiënten (7,8%) en infecties van de bovenste luchtwegen bij 23 patiënten (7,5%). Ernstige ongewenste voorvallen (‘serious adverse events’, SAE’s) kwamen tijdens de behandeling voor bij 35 patiënten (11,4%), waaronder twee gevallen van anafylaxie, toegeschreven aan pemivibart. Drie deelnemers overleden, maar geen van deze sterfgevallen stond in verband met pemivibart. De klinische werkzaamheid van pemivibart was gunstig: tot drie maanden na toediening kregen 3 patiënten (1,0%) COVID-19 en tot zes maanden na toediening kregen 11 patiënten (3,7%) COVID-19. Verder werden er geen COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopnames gemeld. De ‘immunobridging’-analyse toonde aan dat de neutraliserende antistofniveaus vergelijkbaar waren met die van eerder bewezen effectieve middelen, wat indirect wijst op voldoende werkzaamheid.
Van de 484 deelnemers in cohort B kregen 317 personen pemivibart en 162 een placebo. De gemiddelde leeftijd bedroeg 48 jaar, en het merendeel was vrouw: 51,6% in de pemivibartgroep en 56,2% in de placebogroep. AE’s kwamen voor bij ongeveer 42% van de deelnemers in beide groepen en waren overwegend mild tot matig (graad 1-2). In dit cohort waren de meest voorkomende AE’s ook virale infecties (bij 23 patiënten [7,4%] in de pemivibartgroep en bij 20 patiënten [12,3%] in de placebogroep), en infecties van de hogere luchtwegen (bij 26 patiënten [8,2%] in de pemivibartgroep en bij 15 patiënten [9,3%] in de placebogroep). SAE’s waren zeldzaam, werden niet toegeschreven aan pemivibart en kwamen voor bij 6 patiënten (1,9%) in de pemivibartgroep en 2 patiënten (1,2%) in de placebogroep. Eén deelnemer in de pemivibartgroep overleed aan hartfalen, onafhankelijk van de behandeling. Anafylaxie kwam niet voor in dit cohort. De klinische werkzaamheid was als volgt: tot drie maanden na toediening kreeg 0,3% van de pemivibartgroep COVID-19, tegenover 5,0% in de placebogroep (een relatieve risicoreductie [RRR] van 93,7%). Tot zes maanden bleef dit verschil zichtbaar met een RRR van 84,1%, en na een jaar was de RRR nog steeds 73,9%. In de gehele onderzoeksperiode werden geen COVID-19-gerelateerde ziekenhuisopnames of sterfgevallen geregistreerd.
De tussentijdse resultaten van de CANOPY-studie duiden erop dat pemivibart goed wordt verdragen en werkzaam is in de preventie van COVID-19, zowel bij mensen met een ernstige immuundeficiëntie als bij mensen met een verhoogd risico op blootstelling.
Referentie