
Ruim een kwart van de Nederlandse ouders met jonge kinderen twijfelt over de vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma, maar de overgrote meerderheid laat hun kind uiteindelijk toch inenten tegen ernstige ziekten zoals polio, difterie en kinkhoest. Dit blijkt uit een grootschalig onderzoek van het Radboudumc in Nijmegen, gepubliceerd op 20 mei in het internationale tijdschrift Vaccine. De studie werd geleid door Daphne Bussink-Voorend, arts Infectieziektebestrijding aan het Radboudumc.
Vaccinatietwijfel, vaccinatiebereidheid en groepsimmuniteit staan centraal in deze studie, die laat zien dat tijdige ondersteuning en informatie essentieel zijn voor het behoud van hoge vaccinatiegraad en volksgezondheid. De onderzoekers benadrukken het belang van goede communicatie en begrip voor de zorgen van ouders met twijfels over kindervaccinaties.
Vaccinatietwijfel is wereldwijd een groeiend fenomeen. Dat geldt ook voor Nederland, waar de vaccinatiegraad bij kinderen tot twee jaar in 2022 onder de kritische grens van 90% is gezakt. Dit brengt risico’s met zich mee voor groepsimmuniteit en het voorkomen van uitbraken van besmettelijke ziekten, zoals mazelen. Tot nu toe was onduidelijk hoeveel en welke ouders precies twijfelen over het vaccineren van hun kind. Het Radboudumc bracht dit voor het eerst systematisch in kaart bij 533 ouders van kinderen jonger dan drie maanden, die een vragenlijst invulden over hun achtergrond, normen en waarden.
De onderzoekers gebruikten een gevalideerde methode om vaccinatietwijfel te meten. Bij de leeftijd van zes maanden werd nagegaan of kinderen volgens het schema gevaccineerd waren tegen ernstige ziekten. Van de 423 kinderen waarvan deze gegevens beschikbaar waren, hadden 403 kinderen op de leeftijd van zes maanden de aanbevolen vaccinaties ontvangen. Dit betekent dat 95% van de kinderen op tijd gevaccineerd werd, ondanks de aanwezige twijfels bij ouders.
Uit het onderzoek blijkt dat 27% van de ouders in meer of mindere mate bedenkingen heeft over de vaccinaties voor hun kind. Vaccinatietwijfel komt vaker voor bij ouders met een lager opleidingsniveau, een religieuze achtergrond of een antroposofische levensfilosofie. Ook jongere ouders hadden meer bedenkingen dan oudere ouders. Twijfelaars hechten meer waarde aan de risico’s van vaccinatie dan aan de bescherming tegen ziekte en het sociale belang van vaccineren. Zij maken vaker een afwijkende keuze ten opzichte van het aanbevolen vaccinatieschema dan ouders zonder twijfels.
Het onderzoek toont aan dat vaccinatietwijfel niet automatisch leidt tot het overslaan van vaccinaties, maar dat het wel de kans op afwijken van het schema vergroot. De resultaten benadrukken het belang van tijdige ondersteuning en informatievoorziening. Nu worden twijfels of weigering vaak pas opgemerkt tijdens consulten op het consultatiebureau, terwijl veel ouders al tijdens de zwangerschap nadenken over vaccinatie. Juist op dat moment is het van belang ouders te ondersteunen in hun besluitvorming, zodat zij zich gehoord en begrepen voelen.
De onderzoekers pleiten voor een proactieve aanpak waarbij twijfels serieus worden genomen en ouders worden voorzien van betrouwbare informatie. Dit kan bijdragen aan het behoud van de vaccinatiegraad en het voorkomen van uitbraken van infectieziekten. De studie onderstreept dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan de zorgen en waarden van ouders, vooral bij groepen waar vaccinatietwijfel vaker voorkomt, zoals bij jongere ouders en ouders met een lagere opleiding of bepaalde levensovertuigingen.
Referentie