SAMENVATTING

Bij een 51-jarige patiënt met gerecidiveerde chronische lymfatische leukemie werd de diagnose acute hepatitis E-virus (HEV)-infectie gesteld. Het virus werd niet spontaan geklaard, waarna een behandeling met ribavirine werd gestart. De HEV-‘viral load’ in plasma werd negatief, maar bleef aantoonbaar in feces. De behandeling met ribavirine werd daarom gecontinueerd tijdens de chemo- en immuuntherapie van de patiënt. Na 8 maanden behandeling was sprake van een klinische HEV-reactivatie. Door middel van ‘sequencing’ werden 2 HEV-RNA-mutaties gevonden (D1384N en G1634R) die geassocieerd zijn met resistentie tegen ribavirine. Een langdurige behandeling met peginterferon-alfa leidde uiteindelijk tot klaring van het virus met ondetecteerbare HEV-‘viral load’ in zowel plasma als feces. Acute HEV-infecties zijn vaak asymptomatisch en genezen spontaan. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan een acute infectie ontaarden in een chronische infectie, wat kan leiden tot cirrose en leverfalen. Een bepaling van de HEV-‘viral load’ is in deze patiëntcategorie het aangewezen diagnosticum, vanwege de onbetrouwbaarheid van serologisch onderzoek. Een antivirale behandeling met ribavirine is geïndiceerd indien een verlaging van de dosis immuunsuppressiva niet leidt tot een spontane klaring van HEV. De behandelduur is afhankelijk van de HEV-‘viral load’ in plasma en feces. Recentelijk zijn meerdere mutaties in het HEV-genoom geïdentificeerd die geassocieerd lijken met resistentie tegen ribavirine. Deze casus toont aan dat peginterferon-alfa in deze patiëntcategorie een effectieve behandeling is.
(TIJDSCHR INFECT 2020;15(6):227-31)