Een recente studie uit China stelt vast dat mensen met het prikkelbare darm syndroom (‘irritable bowel syndrome’, IBD) extra gevoelig zijn voor besmettingen door Clostridoides difficile. Artsen die mensen met IBD behandelen moeten extra waakzaam zijn voor besmettingen door C. difficile, zeker wanneer er sprake is van diarree. Op die manier kan bijtijds een effectieve behandeling ingezet worden.
Het Chinese onderzoek richtte zich op het verband tussen chronisch inflammatoire darmaandoeningen en besmettingen met C. difficile. IBD-patiënten zijn vatbaarder voor deze infecties, zo blijkt. Als gevolg daarvan verslechteren de prognoses van deze patiënten. Ze lopen kans op progressie van de ziekte van Crohn of van colitis ulcerosa, falen van corticosteroïdenbehandeling, meer risico op een colectomie en een hogere mortaliteit.
In de studie werden 217 patiënten uit dezelfde regio in China met een chronisch inflammatoire darmaandoening gevolgd. Die waren onderverdeeld in mensen met de ziekte van Crohn (n=185), colitis ulcerosa (n=123) of een niet nader geclassificeerde IBD-ziekte (n=9). De (dunne) ontlasting van deze patiënten werd onderzocht, en bij 43 mensen (13,6%) bleek een C. difficile-infectie in het spel te zijn. De meest dominante sequentietypen waren ST35 (20,9%), ST2 (18,6%) en ST37 (16,3%). De meest voorkomende ribotypen waren RT017 (18,6%), RT012 (14,0%) en RT220 (14,0%). Resistentie tegen diverse antibiotica werd vastgesteld, maar alle isolaten bleken nog steeds met vancomycine en metronidazol behandelbaar te zijn.
De onderzoekers brachten ook de risicofactoren in kaart die kunnen leiden tot een C. difficile-infectie bij patiënten met IBD. De belangrijkste drie zijn: gebruik van protonpompinhibitoren, gebruik van corticosteroïden en een recente ziekenhuisopname.
Wat precies het onderliggende mechanisme van het verband is tussen de inname van protonpompinhibitoren en infecties met C. difficile weten de onderzoekers niet. Een mogelijke verklaring is dat het beschermende effect van deze middelen zou de ontwikkeling van bacteriën stimuleert, maar meer onderzoek is nodig.
Referentie