Articles

Pre-expositieprofylaxe (PrEP) voor preventie van hiv-infectie: op weg naar implementatie

TvI - jaargang 11, nummer 6, december 2016

dr. E. Hoornenborg , prof. dr. H.J.C. de Vries , dr. M. F. Schim van der Loeff , U. Davidovich , dr. R.A. Achterbergh , M. Prins , namens AMPrEP in het H-TEAM

Samenvatting

Ondanks diverse inspanningen en ontwikkelingen is er geen evidente daling in het aantal nieuwe hiv-infecties dat jaarlijks wordt gediagnosticeerd in Nederland. Pre-expositieprofylaxe, mits correct gebruikt, is zeer effectief om hiv-transmissie te voorkomen, zoals recent werd aangetoond voor dagelijks gebruik (PROUD-studie) en intermitterend gebruik (IPERGAY-studie). Naast voordelen voor het individu, heeft pre-expositieprofylaxe ook een positief effect op de publieke gezondheid doordat hiv-transmissie wordt voorkomen. Pre-expositieprofylaxe is veilig en tot nu toe is er geen toename van het aantal soa’s bij de gebruikers ervan gezien. Pre-expositieprofylaxe wordt nog niet vergoed in Nederland, en of de toepassing van pre-expositieprofylaxe kosteneffectief is, is sterk afhankelijk van de prijs.

(Tijdschr Infect 2016;11(6):191-7)

Lees verder

Alarmerend hoge incidentie van hepatitis C-virus (HCV) herinfecties na behandeling van seksueel verworven acute HCV-infecties bij hiv-geïnfecteerde mannen die seks hebben met mannen in Amsterdam

TvI - jaargang 7, nummer 6, december 2012

dr. J. Schinkel , dr. F.A.E. Lambers , dr. X. Thomas , dr. R. Molenkamp , dr. D. Kwa , dr. K. Brinkman , dr. J.T.M. van der Meer , M. Prins , namens de MOSAIC (MSM observationele studie van acute infectie met hepatitis C) Studiegroep

Samenvatting

Recente gegevens wijzen erop dat de seroprevalentie van seksueel overdraagbare hepatitis C-virusinfectie onder mannen die seks hebben met mannen in Amsterdam zich stabiliseert. Er is echter weinig bekend over de incidentie van hepatitis C-virus-herinfectie bij mannen die seks hebben met mannen die behandeld zijn voor hun acute hepatitis C-virus infectie. Daarom is de incidentie van herinfecties bij hiv-geïnfecteerde mannen die seks hebben met mannen die hepatitis C-virus RNA negatief waren na behandeling van hun acute hepatitis C-virusinfectie bestudeerd. De studiepopulatie bestond uit hiv-geïnfecteerde mannen die seks hebben met mannen van twee grote hiv-poliklinieken uit Amsterdam die eerder werden gediagnosticeerd met een seksueel overgedragen acute hepatitis C-virus-infectie en die hepatitis C-virus RNA negatief waren aan het einde van de behandeling. Hepatitis C-virus herinfectie werd gedefinieerd als detecteerbaar hepatitis C-virus RNA bij personen die eerder hepatitis C-virus RNA negatief waren aan het einde van de hepatitis C-virus behandeling, waarbij uit een fylogenetische analyse bleek dat er een andere virusvariant aanwezig was dan voor de behandeling. Incidentiecijfer en cumulatieve incidentie van herinfectie werden berekend. Zesenvijftig personen die hepatitis C-virus RNA negatief waren aan het einde van de behandeling voor acute hepatitis C-virusinfectie werden geïncludeerd. Bij vijf van deze 56 gevallen bleek daarop volgend sprake te zijn van een recidief met hetzelfde virus en deze vijf personen werden niet meegenomen in de verdere analyse. Bij elf personen werd een herinfectie vastgesteld. De incidentie van hepatitis C-virus herinfectie bij deze groep was 15,2 per 100 persoonsjaren (95% betrouwbaarheidsinterval, 8,0–26,5). De cumulatieve incidentie was 33% binnen twee jaar. Bij deze studiepopulatie werd een alarmerend hoge incidentie van hepatitis C-virus herinfecties gevonden. Deze hoge incidentie demonstreert ten eerste de noodzaak voor preventieve maatregelen gericht op seksueel risicogedrag, ten tweede de noodzaak om na behandeling regelmatig de aanwezigheid van hepatitis C-virus RNA te onderzoeken en ten derde de noodzaak om bij een recidief met hepatitis C-virus viremie binnen zes maanden na het einde van de behandeling uit te sluiten dat het om een herinfectie gaat middels sequentieanalyse.

(Tijdschr Infect 2012;7:200-8)

Lees verder