TvI - jaargang 8, nummer 2, april 2013
dr. S. Koopman , dr. S. Surie , dr. M.E. Haverkort
(Tijdschr Infect 2013;8:63)
Lees verderTvI - jaargang 7, nummer 4, augustus 2012
dr. M.E. Haverkort , dr. B.W. van der Spek , dr. P.T.A.M. Lips , dr. W.A.T. Slieker , dr. W. Bronsveld , dr. R. ter Heine , dr. A.D.R. Huitema
Dit artikel presenteert een hiv-geïnfecteerde patiënt met tenofovir disoproxil fumaraatgeïnduceerd fanconi-syndroom en osteomalacie. Gelijktijdig trad een nucleos(t)ide reverse transcriptaseremmer gerelateerde CD4-celdaling op. Sequentieel gemeten intracellulaire tenofovir-difosfaatspiegels waren extreem hoog, terwijl de plasma tenofovirspiegel slechts licht gestegen was. In dit artikel worden verschillende factoren besproken, die kunnen bijdragen aan tenofovir-gerelateerde renale tubulaire disfunctie.
(Tijdschr Infect 2012;7:120-6)
Lees verderTvI - jaargang 7, nummer 2, april 2012
dr. M.E. Haverkort , dr. J. Killestein , dr. A.M. Simoons-Smit , dr. J.M. Middeldorp , dr. M.J. Hazewinkel , dr. F.H.M. Spaander , dr. R. ten Houten
Een 16-jarig meisje ontwikkelde het klinische beeld van een myelitis transversa, waarop zij werd behandeld met een hoge dosering methylprednisolon. Een week na presentatie kreeg zij koorts, keelpijn, lymfadenopathie en huiduitslag en werd de klinische diagnose acute epstein-barrvirus-infectie bevestigd en vervolgd met behulp van serologie en PCR-onderzoek van plasma en liquor. Daar het neurologische ziektebeeld progressief was, leidend tot een complete tetraparese, werd zij aanvullend behandeld met achtereenvolgens aciclovir, ganciclovir, plasmaferese en rituximab, waarop slechts geringe verbetering volgde. De epstein-barrvirus-plasma virale load was positief, maar laag op de tweede ziektedag en steeg na initiatie van corticosteroïden tot waarden boven de 105 kopieën/ml. Bij een dergelijke epstein-barrvirus-gerelateerde myelitis transversa gaan de neurologische symptomen vooraf aan de klassieke verschijnselen van een epstein-barrvirus-infectie, waardoor het stellen van de diagnose wordt bemoeilijkt. Er bestaat tot op heden geen ‘evidence based’ behandeling voor het ziektebeeld. De keuze van de therapie is gebaseerd op de veronderstelling dat met name de inflammatoire reactie de neurologische schade veroorzaakt. In dat kader lijkt het belangrijk zo snel mogelijk immuunsuppressieve therapie te starten. Deze patiënte toonde echter nauwelijks verbetering op T-cel suppressieve therapie in de vorm van methylprednisolon noch op de, echter pas vijf weken later gestarte, B-celremmer rituximab. Het is theoretisch waarschijnlijk dat (-maar in de praktijk onbekend of-) het eerder starten van B-cel suppressieve therapie betere resultaten geeft.
(Tijdschr Infect 2012;7:66-72)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.