Articles

Weinig RS-virus afgelopen winter; hoe komt dit en wat zijn de verwachtingen voor de komende seizoenen?

TvI - jaargang 16, nummer 3, juni 2021

J.J.G.T. van Summeren MSc, dr. J.M.T. Hendriksen , dr. J. Paget , dr. A. Meijer

SAMENVATTING

Sinds de invoering van de COVID-19-maatregelen is in Europa nauwelijks circulatie van respiratoir synctieel virus (RS-virus). Alleen in Frankrijk en IJsland is in de winter van 2020–2021 een RS-virusepidemie vastgesteld; 4 maanden later dan gebruikelijk. Ook op het zuidelijk halfrond stopte de RS-viruscirculatie vanaf het invoeren van de COVID-19-maatregelen. Na versoepelingen van de maatregelen werd in Australië en Zuid-Afrika een verlate RS-virusepidemie vastgesteld: in de lente in plaats van de winter. De verwachtingen voor de volgende RS-virusepidemie/epidemieën in Nederland worden beschreven in 4 scenario’s. Het belangrijkste is dat de volgende RS-virusepidemie(en) waarschijnlijk omvangrijker zal/zullen zijn dan normaal, omdat het aantal kinderen met onvoldoende immuniteit tegen het RS-virus toeneemt. Bovendien kan een RS-virusepidemie buiten het gebruikelijke winterseizoen plaatsvinden. De RS-viruscirculatie is slechts gedeeltelijk gerelateerd aan de COVID-19-maatregelen. In Frankrijk begon de RS-virusepidemie zonder grote wijzigingen in de COVID-19-maatregelen. Een strenger pakket aan COVID-19-maatregelen lijkt de verspreiding van het RS-virus meer te onderdrukken. Het monitoren van RS-virusinfecties via surveillance is belangrijk om een toename tijdig op te merken. Huisartspraktijken en ziekenhuizen hebben op die manier voldoende tijd om zich voor te bereiden op een toename van patiënten, hoofdzakelijk kinderen, met een RS-virusinfectie.

(TIJDSCHR INFECT 2021;16(3):80-5)

Lees verder

Acute slappe verlamming: is actieve surveillance noodzakelijk?

TvI - jaargang 15, nummer 1, februari 2020

dr. A.H.L. Bruning , dr. K.J. von Eije , dr. C.M Hartdorff , prof. dr. D. van de Beek , dr. D.P. Bakker , dr. ir. E. Duizer , dr. A. Meijer , dr. K.C. Wolthers , dr. D. Pajkrt , dr. K.S.M. Benschop

SAMENVATTING

In 2018 werd in verschillende delen van de wereld een verheffing waargenomen in het aantal infecties met enterovirus D68 (EV-D68) waarbij acute slappe verlamming werd gerapporteerd (‘acute flaccid paralysis’: AFP, ook wel aangeduid als ‘acute flaccid myelitis’: AFM). AFP/AFM is een neurologische aandoening, waarbij acute slappe verlamming optreedt van ledematen. EV-D68 behoort tot dezelfde virusfamilie als poliovirus en wordt geclassificeerd als een non-polioenterovirus (NPEV). In 2018 zijn in Nederland 2 gevallen van AFP/AFM geassocieerd met EV-D68-infectie gemeld, waarvan 1 beschreven in dit artikel. EV-D68-infectie kent een 2-jaarlijkse endemische verheffing. Alertheid en kennis bij artsen over aan enterovirus gerelateerde paralyse is daarom geboden. In Nederland is in 2003 de AFP-surveillance afgeschaft die werd verricht in het kader van de uitroeiing van polio. Gezien de beschreven toename aan het aantal paralysegevallen geassocieerd met NPEV’s, zoals EV-D68, zou gekeken moeten worden naar de noodzaak van actieve registratie van AFP/AFM en hoe deze in te vullen. Dit artikel bespreekt de epidemiologie, diagnostiek en behandeling van AFP/AFM. Ook gaat dit artikel in op de vraag of actieve registratie van AFP/AFM noodzakelijk is en hoe deze ingevuld kan worden. Deze actieve surveillance kan richting geven aan het beleid voor het ontwikkelen van effectieve behandel- en preventiestrategieën van AFP/AFM.

(TIJDSCHR INFECT 2020;15(1):17-21)

Lees verder

Aviaire influenza in Nederland vanuit volksgezondheidsperspectief

TvI - jaargang 12, nummer 2, april 2017

dr. W. van der Hoek , dr. A. Meijer , dr. A.C. Teirlinck , dr. M.M.A. de Lange , dr. L. Hogerwerf , dr. D.A. Brandwagt , dr. C.J.M. Bruschke , A.J. Jacobi

SAMENVATTING

Al twintig jaar is bekend dat mensen ernstig ziek kunnen worden en overlijden door infectie met het aviaire influenzavirus A(H5N1). Wereldwijd is het cumulatieve aantal patiënten inmiddels ingehaald door het aviaire influenzavirus A(H7N9), voor het eerst in 2013 in China vastgesteld. In Nederland zijn voor het laatst mensen ziek geworden door aviaire influenza-infectie in 2003, toen er uitbraken waren van H7N7 op een groot aantal pluimveebedrijven. De laatste jaren circuleren wereldwijd steeds meer varianten van H5-virussen onder wilde vogels en pluimvee, waarvan sommige infectie bij de mens kunnen veroorzaken. Sinds oktober 2016 is in Nederland en andere Europese landen sprake van uitbraken van influenza H5N8-virusinfectie onder vogels. Voor zover bekend heeft dit virus nog niet geleid tot ziekte bij de mens. Omdat gemakkelijk genetische veranderingen kunnen optreden bij influenzavirussen, blijft waakzaamheid echter geboden. In Nederland bestaat een intensieve surveillance voor het vroegtijdig opsporen van en het nemen van maatregelen tegen aviaire influenza op pluimveebedrijven. Maatregelen ter bescherming van blootgestelde personen en criteria voor uitvoeren van laboratorium diagnostiek bij verdenking op infectie met een aviair influenzavirus zijn vastgelegd in landelijke richtlijnen.

(TIJDSCHR INFECT 2017;12(2):33-40)

Lees verder

Elk jaar een nieuw griepvaccin. Hoe wordt de samenstelling ervan bepaald?

TvI - jaargang 12, nummer 1, februari 2017

dr. A. Meijer , J. Timmermans , dr. G. A. Donker , dr. W. van der Hoek , dr. G. F. Rimmelzwaan

SAMENVATTING

Het productieproces van het griepvaccin voor de seizoensgriep duurt ruim een half jaar. Twee keer per jaar, in februari voor het noordelijk halfrond en in september voor het zuidelijk halfrond, wordt door de World Health Organization een onderbouwde aanbeveling gedaan voor de samenstelling van het griepvaccin voor het komende griepseizoen. Echter, door continue evolutie van de griepvirussen kan nooit met absolute zekerheid voorspeld worden welke griepvirussen met welke antigene eigenschappen de volgende griepepidemie zullen veroorzaken. Hierdoor kan de antigene gelijkenis van het vaccinvirus met het epidemische virus soms suboptimaal zijn, met verminderde bescherming door vaccinatie tot gevolg. Er is geen of nauwelijks bescherming door het seizoensgriepvaccin tegen voor de mens compleet nieuwe (pandemische) influenzavirussen, meestal afkomstig van dieren. Daarom is continue en nauwkeurige surveillance van circulerende griepvirussen, de epidemiologie van de griep en de effectiviteit van de griepvaccinatie, tijdens de griepepidemie belangrijk, om tijdig informatie te leveren voor het nemen van maatregelen bij ernstige afwijkingen van het normale patroon. Eventuele maatregelen betreffen bijvoorbeeld voorzien van extra capaciteit bij de huisarts en op ‘intensive care’ in het ziekenhuis en behandeling van ernstig zieke patiënten met antivirale middelen. Daarnaast is die informatie van cruciaal belang voor het aanbevelen van de vaccinsamenstelling voor het volgende griepseizoen.

(TIJDSCHR INFECT 2017;12(1):3-10)

Lees verder