Articles

Hepatitis C-resistentie heeft zelden invloed op de behandeling met antivirale middelen

TvI - jaargang 11, nummer 3, juni 2016

dr. G.J. Boland , dr. F.I. Lieveld , dr. A.M. Newsum , dr. J.E. Arends , dr. A.M.J. Wensing , dr. J. Schinkel

Samenvatting

De ontwikkeling van volledig orale direct werkende antivirale middelen’ is een enorme stap voorwaarts in de behandeling van infectie met het hepatitis C-virus, maar heeft ook tot nieuwe uitdagingen geleid. De nieuwe middelen hebben als aangrijpingspunten het NS3/4A (protease), het NS5A of het NS5B (polymerase) deel van het hepatitis C-virusgenoom. Hepatitis C-virus is enorm variabel als gevolg van de fouten die het polymerase maakt bij de replicatie waardoor allerlei polymorfismen aanwezig zijn of kunnen ontstaan tijdens therapie, waaronder zogenoemde resistentiegeassocieerde varianten. Aanwezigheid van NS3/4A- of NS5A-resistentiegeassocieerde varianten kunnen leiden tot therapiefalen, terwijl NS5B-resistentiegeassocieerde varianten zelden voorkomen. Kruisresistentie tussen verschillende antivirale middelen met hetzelfde aangrijpingspunt is aanwezig en speelt een rol bij herbehandeling van patiënten die op eerdere therapie faalden. Momenteel wordt het niet aanbevolen om standaard resistentiebepalingen uit te voeren. Resistentiebepaling kan wèl zinvol zijn bij patiënten die op eerdere direct werkende antivirale therapie gefaald hebben voor het bepalen van de vervolgtherapie.

(Tijdschr Infect 2016;11(3):73-80)

Lees verder

De rol van bij de behandeling van hepatitis C

TvI - jaargang 7, nummer 2, april 2012

dr. D. Posthouwer , dr. J.E. Arends

Samenvatting

De behandeling van hepatitis C is de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Naast het beschikbaar komen van de proteaseremmers, heeft de recente ontdekking van het IL28B-polymorfisme hierin een belangrijke rol gespeeld. Dit polymorfisme is geassocieerd met zowel spontane klaring als met de respons op therapie. Het precieze pathofysiologisch mechanisme achter dit polymorfisme is tot op heden niet geheel verklaard. Hoewel het interleukine 28B-gen sterk geassocieerd is met de respons op de behandeling met peginterferon alfa en ribavirine, lijkt de rol van dit polymorfisme bij de behandeling van chronische hepatitis C met drievoudige therapie inclusief proteaseremmers, minder groot te zijn.

(Tijdschr Infect 2012;7:46-52)

Lees verder